Er is dat rare spreekwoord over Dordrecht dat niet gelijk veel goeds doet aan het imago van de stad. Noem in Nederland maar de naam Dordrecht of Dordt en na het uitspreken van dat magische woord, zullen maar weinig mensen zich in kunnen houden: ‘Hoe dichter bij Dordt, hoe rotter het wordt’. De oorsprong van dat gezegde heeft weer alles te maken met – hoe kan het ook anders – het water rond de stad.
De oudste verklaring gaat terug tot de veertiende en vijftiende eeuw. Veel schippers waren vanwege het stapelrecht verplicht om hun lading eerst in Dordrecht op de markt te brengen. Dat was het fameuze Stapelrecht waaraan Dordrecht in die eeuwen de macht aan te danken had en waardoor Dordrecht de meest invloedrijke stad van Holland werd. Het Stapelrecht was dan wel goed voor de stad en de Dordtenaren, buitenstaanders hadden er behoorlijk de pest aan. Het kostte tijd en geld. Wie dus in de buurt van Dordrecht kwam, kon zeker rekenen op oponthoud en op een financiële aderlating: Hoe dichter bij Dordt, hoe rotter het wordt.
Een andere, meer logische verklaring, ligt in een combinatie van factoren. De slechte toestand van de vaarwegen rond het Eiland van Dordrecht in de achttiende en negentiende eeuw zorgde ervoor dat veel schepen vastliepen. Diep geladen schepen konden de stad nauwelijks bereiken.
Voor schepen die vanuit het oosten over de rivieren de stad naderden, dreigde nog een gevaar: het wijde water. De meeste schippers van kleine schepen zoals tjalkjes en boeiertjes waren behoorlijk bang van de brede (Zeeuwse) stromen. Liepen ze dus niet vast bij Dordrecht, dan dreigde bij slecht weer de ondergang op het woeste water. De schepen die vanuit zee en de Zeeuwse stromen kwamen, waren groter en hadden meer diepgang. Bij Dordrecht liepen ze steeds vast in de ondiepe rivieren: Hoe dichter bij Dordt hoe rotter het wordt.
In 1869 werd besloten Dordrecht op het spoorwegnet aan te sluiten. Dat had tot gevolg dat direct vóór de Kalkhaven, toen de belangrijkste handelshaven van de stad, een brug werd gelegd die zelfs te laag was voor de kleinste, zeilende binnenvaartschepen. De mast moest dus altijd worden gestreken. Vaak kwam er zelfs een sleepboot voor het zeilschip om het onder de brug door te trekken. Bij Dordrecht was het dus altijd mis.
En wie vanaf de goed bezeilbare brede stromen naar Dordrecht kwam, kon bij de stad vaak rekenen op heel wat tegenstroom. Dat hield weer oponthoud en kosten in, want sleepboten sleepten de zeilschepen de Rijn op. Het naderen van Dordrecht betekende dus altijd tegenslag: vastlopen of vergaan of tijdverlies en hoge kosten. Ja, ja, hoe dichter bij Dordt, hoe rotter het wordt.